De opleiding verloskunde is vormgegeven aan de hand van een aantal kaders. Ten eerste stellen de wettelijke kaders voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) en de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) voorwaarden aan de opleiding tot verloskundige. Daarnaast kent de opleiding landelijke kaders: het beroepsprofiel zoals in 2013 vastgesteld door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en het landelijk opleidingsprofiel vastgesteld door de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde. Het landelijk opleidingsprofiel voldoet aan de EU regelgeving (richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties).
Inhoudelijk baseert de opleiding zich op wetenschappelijke standaarden en richtlijnen van de KNOV, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NKV), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Centraal Begeleidingsorgaan (CBO), alle richtlijnen voor de verschillende disciplines zijn gebundeld in de kennisbank Kennisnet Geboortezorg. Ook voldoet het curriculum aan de competentie-eisen van the International Confederation of Midwives (ICM).
De missie en de visie vormen het interne kader voor de opleiding bij de vertaling van het landelijk opleidingsprofiel naar het opleidingsprofiel van AVAG.
Beroepsprofiel KNOV en AMvB
De officiële voorwaarden waar een opleiding tot verloskundige aan moet voldoen zijn door het Ministerie van VWS vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (een zogenaamde opleidings-AMvB, onderdeel van de wet BIG). Zowel het binnenschoolse (theorie) als het buitenschoolse (praktijk) onderwijs dat nodig is om de kennis, inzicht en vaardigheden te verwerven in alle aspecten van de verloskundige beroepsuitoefening, zijn in de AMvB (2008) vastgelegd.
De Koninklijke organisatie van verloskundigen (KNOV) heeft -in overleg met de opleidingen tot verloskundige- een competentieprofiel ontwikkeld voor de verloskundige die werkzaam is in de integrale verloskundige zorgverlening (juni 2014). Het beroepsprofiel van de verloskundige werkzaam in de integrale zorg vormt de basis voor de HBO-bachelor verloskunde. Het beroepsprofiel geeft een omschrijving van de werkzaamheden en van de vier taakgebieden waarin de verloskundige functioneert, van de rollen die ze vervult en van de competenties die zij moet bezitten. De taakgebieden zijn:
- Reproductieve zorg: Begeleiden van vrouw en het (ongeboren) kind in de preconceptionele, prenatale, natale en postnatale periode.
- Organisatie van de verloskundige zorg: Binnen de gehele zorgketen en in de praktijksetting: de eigen/ gedeelde praktijk, het geboortecentrum of klinische setting waar de verloskundige werkzaam is.
- Professionalisering van het beroep: Functioneren als professional, werken aan ontwikkeling en verbetering van de geleverde zorg en het beroep en bijdragen aan de professionele ontwikkeling van (toekomstige) collega’s.
- Wetenschappelijke basis van het beroep: Gebruiker, participant en uitvoerder van onderzoek.
Direct na het afstuderen moet de verloskundige alle verloskundige handelingen zelfstandig kunnen uitvoeren zoals beschreven in art. 5 van de AMvB. Het eindniveau ligt daarmee hoger dan gebruikelijk in het hbo, waar gewoonlijk eindtermen worden beschreven vanuit het oogpunt van zelfstandige beroepsuitoefening vijf jaren na het afstuderen. De opleiding zorgt ervoor dat de student tijdens het buitenschoolse leren voldoende routine opbouwt en volledig bekwaam is in de integrale verloskundige beroepsuitoefening.
Bij een succesvolle afsluiting van de opleiding verkrijgt de afgestudeerde de graad van Bachelor of Midwifery (BSc) en daarmee toegang tot het BIG-register. De afgestudeerde is gekwalificeerd en bevoegd om het beroep van verloskundige uit te oefenen. Ook bestaat de mogelijkheid om een verwante masteropleiding te volgen.
Body of Knowledge and Skills (BOKS)
Om competent te kunnen handelen is een degelijk kennisbasis onontbeerlijk. Met dit doel voor ogen is in samenwerking met de drie opleidingen de landelijke BOK (Body of Knowledge) tot stand gekomen.
Op basis daarvan heeft de opleiding een eigen BOKS (Body of Knowledge and Skills) ontworpen met een eigen gekozen indeling.
Het document baseert zich op:
Het beroepsprofiel (KNOV, 2006)
Het landelijk opleidingsprofiel (SROV, 2007)
Volledige dekking van de landelijke BOKS (SOV, 2012)
Het curriculum van AVAG
De boeken van de literatuurlijst
De BOKS heeft als doel inzicht te bieden aan studenten, docenten en onderwijsontwikkelaars. Bovendien is het een verantwoording van de kwalitatieve inhoud en diepgang van de opleiding en de toetsing daarvan.
print deze pagina
Is de informatie duidelijk?