Studenten besteden in het nieuwe curriculum 35% en in het oude curriculum 50% van hun studietijd aan stage. De stagetijd is verdeeld over de verschillende stages. Tijdens de stage werkt de student in een reële praktijksituatie, met behulp van de beroepssituaties aan haar competentieontwikkeling. De nadruk ligt op het oefenen in de verschillende beroepssituaties.

Toetsing in de stage vindt op verschillende manieren plaats:

  • Kwantitatief door het registreren van het aantal verrichtingen
  • Kwalitatief door het beoordelen van de beroepssituaties op verschillende niveaus
  • Door het beoordelen van het professionele gedrag per stage.

Kijk voor de eisen in de Toetsmatrix Beroepssituaties stages (cohorten 2013 en eerder)